75 jaar Vrijheid en Corona
Zoals zoveel mensen werk ik veel meer thuis dan normaal. Dit stukje schrijf ik dan ook op mijn werkkamer op zolder en net nu ik er aan begin, vaart een enorm vrachtschip door het van Harinxmakanaal waar ik op uitkijk. De Espero, Spaans voor “ik hoop”. Ik hoop. Wij hopen. “Hopen” is een veel gebruikt werkwoord geworden de afgelopen vijf weken van Corona-beperkingen. Een dikke maand lang elke dag de mededelingen over de aantallen mensen die zijn besmet, die zijn overleden, de toestanden op de IC’s. En de anderhalve-meter-samenleving die misschien wel voor heel lang zal blijven. De keuze tussen gezondheid en economie die een valse keuze is (Rutte), of een onafwendbare keuze als we onze toekomstmogelijkheden niet willen verliezen (steeds meer andere stemmen).
Aangrijpend al die verhalen over mensen die het verschrikkelijke avontuur op de IC hebben overleefd. Angstaanjagend het feit dat we sinds de hongerwinter niet meer zo’n hoog sterftecijfer hebben gehad. Beklemmend die bespiegelingen of we de toekomst of kwetsbare mensen gaan redden. Aangrijpend, angstaanjagend, beklemmend en de hele dag onontkoombaar.
Op de radio in de krant en op tv, het gaat alleen nog maar over Corona. Dan kun je wel een beetje hoop gebruiken. Die kunnen we dan, zij het nog maar een beetje, putten uit de vaststelling dat de verspreiding van het gevaarlijke virus langzaam begint te stabiliseren. Dat er heel voorzichtig aan geen toename meer is te zien in het aantal ziekenhuisopnames en een stabiele, zij het langzame daling van de bezette IC-bedden. Misschien, misschien leidt dat na 28 april tot een kleine verlichting van alle beperkende maatregelen die onze vertrouwde wereld op slot zetten. Misschien, misschien een klein beetje hoop dat onze economie niet helemaal de bodem zal aanraken. Misschien….we hopen…wordt het straks heel langzaam weer een beetje normaal.
Normaal zouden we nu, bij alle andere normale dingen, erg bezig zijn met 75 jaar vrijheid. Als u deze krant in handen krijgt, is het 17 april, precies 75 jaar geleden dat Harlingen werd bevrijd. Jan Norg, de bekendste chroniqueur van de bezettingsgeschiedenis van Harlingen, zou deze week een lezing hebben gegeven. Bauke Posthuma wiens levenswerk Tussen het eerste en laatste saluutschot in zeer beperkte kring ten doop werd gehouden, zou veel meer aandacht hebben gekregen. Het standaardwerk over de geschiedenis van het Centraal Comité 1945, zou niet bijna in stilte verschenen zijn. En ook dodenherdenking, voorafgegaan door de stille tocht, zou niet zonder publiek hebben plaatsgevonden. De feestelijkheden op Bevrijdingsdag met een concert in de Grote Kerk en een interessante voordracht, de historische militaire voertuigen en een high tea in de Voorstraat zouden een waardige verbinding hebben gelegd tussen de bevrijding in mei 1945 en 75 jaar vrijheid en vrede in Nederland daarna.
En raar genoeg, ik weet niet hoe het u vergaat, op één of andere manier komt die oorlog en de bevrijding nu ook wel binnen, ook zonder alle publieke herdenking en feestelijkheid.
Toen, zeker in het jaar voorafgaand aan de bevrijding, zal ook de hoop in ieders gedachten zijn geweest. De hoop dat het goed zou gaan, dat de oorlog snel afgelopen zou zijn, dat je de gevechten voorafgaand aan de bevrijding zou overleven. Dat je heelhuids de eindstreep zou halen. Ook in die samenleving was niets meer normaal. De bezetter die z’n nederlaag voelde naderen trad steeds scherper, meedogenlozer en onvoorspelbaarder op. Een uiterst gevaarlijke en steeds dodelijker tegenstander. De economie lag inmiddels volledig plat. In de haven kwam niets meer binnen, de voedseltoevoer, in het westen van het land volledig afgesloten, was hier bij ons uiterst karig. Vermaak was praktisch onmogelijk, bijna alle culturele optredens en uitvoeringen tot nader order uitgesteld. Ja, je mocht elkaar ontmoeten, ook binnen de anderhalve meter, maar je moest wel een beetje oppassen met wie je omging want niet iedereen was helemaal te vertrouwen en het was een waagstuk om tegen iedereen zo maar te zeggen hoe je over de dingen dacht. Er was angst en onzekerheid over de toekomst. En die is er nu ook. Wij weten nu dat de lockdown niet in één keer opgeheven kan worden, “normaal” is niet meteen weer terug. Ook na de bevrijding duurde het nog tot in de jaren vijftig voordat alles weer “normaal” was en alle distributie, alle schaarste en alle noodmaatregelen opgeheven waren.
Er zijn parallellen. Maar ik zou niet willen ruilen. Voor geen goud. In de bezetting hadden we te maken met een hardvochtige, kwaadaardige en moorddadige vijand. Kwam je in zijn greep, dan brak de hel op aarde los. Dat vertellen ook al die verhalen die deze maanden in kranten en boeken staan. Wij zijn misschien bang en ongerust en er vallen dagelijks slachtoffers maar ìedereen en alles wordt eensgezind ingezet om het Corona-monster te bedwingen. De beperkende maatregelen dienen om mensen te beschermen niet om ze te bestrijden. En slachtoffers worden omringd met onbaatzuchtige, levensreddende en liefdevolle zorg en niet, zoals in de bezetting, gemarteld en gedood. Isolatie betekent vandaag thuiszitten. Toen betekende het deportatie naar de kampen.
We herdenken en vieren onze bevrijding vandaag op 17 april en straks op 4 en 5 mei heel anders dan we ons hadden voorgesteld. Laten we uit de parallellen die er zijn toch vooral begrijpen hoe ánders het nu is om een crisis te doorstaan, wij zijn nu toch vooral in liefdevolle zorg met elkaar verbonden.
Ook dat is deze dagen een opbrengst van 75 jaar vrijheid.
Roel Sluiter