De Stichting Bescherming Historisch Harlingen (SBHH) is tevreden over het gesprek met staatssecretaris Vijlbrief over de zoutwinning bij Harlingen. “Hij vroeg: hoe kan ik jullie helpen, wat kan ik doen? Dat oplossingsgerichte, dat spreekt ons aan”, laat voorzitter Jarig Langhout van de stichting weten. “Schade door mijnbouw is in Nederland nog steeds niet goed geregeld. Dat willen wij in Harlingen beter doen. Als een bewindsman daar actief aan wil bijdragen is dat mooi.” De stichting legde in Den Haag zes concrete vragen op tafel.
Over één daarvan kwam afgelopen week al meteen goed bericht. “Minister Wiebes zegde in 2019 toe dat het Staatstoezicht op de Mijnen toezicht zou houden op de metingen die we in Harlinger binnenstad zouden gaan doen. Dat is nu geregeld, begrepen we. Het hoe en wat valt te lezen op https://www.nlog.nl/meetplan-havenmond“. De brief met alle gesprekspunten voor de staatssecretaris is te vinden op de website van de stichting (sbhh.nl), net als veel ander actueel nieuws en achtergrondinformatie.
De staatssecretaris deed de SBHH ook de toezegging komend voorjaar naar Harlingen te komen. “Wij denken dat de Pilot Harlingen, waarbinnen we afspraken maken over een veilige zoutwinning, een voorbeeld kan zijn voor toekomstige mijnbouwprojecten in Nederland”, zegt voorzitter Langhout. “Dus is het begrijpelijk dat de bewindsman ter plekke polshoogte wil nemen en het gesprek wil aangaan.” De Pilot Harlingen presenteert zich overigens ook buiten Harlingen. “Eerder dit jaar spraken we bijvoorbeeld in bij de gemeenteraad van Weststellingwerf, over beoogde gaswinning bij Nijeholtwolde. En we hebben ook nauw contact met de gemeente Haaksbergen, waar plannen voor zoutwinning zijn. De Haaksbergse gemeenteraad heeft geweigerd de noodzakelijke ‘Verklaring van geen bedenkingen’ af te geven, zodat de zoutwinning daar voorlopig van tafel is. Maar we zien dat overal wordt geworsteld met wantrouwen in delfstoffenwinning, onzekerheden over schade en draagvlak onder inwoners. In Harlingen zijn we er overigens ook nog niet, maar het lijkt toch dat we op de goede weg zijn.”